2020 03 Value Chain

TRANSPORT MANAGEMENT

uiste plaats n vrachtwagens

stuurd. Een buitenlogger helpt om te bepa len of de mapping onder stresscondities werd uitgevoerd en geldig is als typische winter- of zomer mapping. Voor alle dui delijkheid: het begrip ‘geldig’ is in deze context arbitrair. Er bestaan immers geen vastgelegde grenzen die dat bepalen. We zouden kunnen stellen dat je bij tempera turen onder de 0°C per definitie een winter mapping hebt en boven de 30°C een zomer mapping. Maar als de temperatuur uren aan een stuk op 0,5°C blijft hangen, kunnen we dan stellen dat dit geen geldige winter map ping is? Daarom kan het interessant zijn om (het gebrek van) een relatie tussen buiten- en bin nentemperatuur te bestuderen. Dat is een betrouwbare indicator voor een goede isola tie en het kan de geldigheid van de mapping voor een welbepaalde periode rechtvaardi gen. We kunnen de kans op geldigheid van de mapping ook verhogen door de tijd van de mapping te verlengen. Een standaardtermijn voor de mapping van een ambient magazijn bedraagt vijf dagen, inclusief een weekend (aangezien dan andere condities kunnen gelden). We spreken hierbij over een ‘Steady State’ mapping omdat er tij dens die periode interventies vermeden wor den, bijvoorbeeld het openen van deuren. Bij koel- en vriesruimtes is de mappingtijd over het algemeen veel korter. De koelunits staan immers ingesteld om veel sneller te rea geren. Daarom zijn in dergelijke omgevingen Steady State mappings van 24 of 48 uur ruim voldoende om de performantie van koelruim

FIGUUR 1 Verschil tussen temperatuurmapping en monitoring

ten aan te tonen. Wel moeten we erop letten dat we de ‘defrost cycle’ in de mapping mee nemen. Dat is de cyclus waarbij de koeling even stopt om eventuele ijsafzetting te ver wijderen. Typische defrost-intervallen zijn 6, 12 of 24 uur. Het is aan te raden minstens twee defrost-cycli in de mapping op te nemen. Als daarover geen informatie beschikbaar is, gaan we uit van defrost-cycli van 24 uur, waardoor de Steady State mapping minstens 48 uur in beslag zal nemen. Lastig is dat coldspots en hotspots zeer varia bel in de tijd zijn. Een locatie naast een deur is bijvoorbeeld een coldspot in de winter, maar een hotspot in de zomer. Een coldspot voor een airco in de zomer – wanneer koude lucht wordt geblazen – ontpopt zich tot een hot spot in de winter, als er warme lucht uit komt. De cold- en hotspots in een ruimte zijn vaak anders wanneer we ze bepalen op basis van gemiddeldes of min/max-waar den. Zo kan een plaats aan een nooddeur een hotspot zijn omdat die deur tijdens de

mapping toevallig een tijdje open stond, maar daarom is dat geen hotspot op het gemiddelde over de ganse duurtijd van de mapping. Wat is dan het belangrijkste? Een hoge temperatuur voor een zeer korte tijd (bijvoorbeeld een deur even die open staat) of een iets hogere temperatuur maar voor een langere tijd (hotspot op gemid delde)? Aangezien de meningen daarover verschillen, kunnen er discussies ontstaan over waar de monitoringsondes dan het best komen. Over het algemeen kunnen we stellen dat een gemiddeld hogere tempera tuur zorgt voor een veel hogere energeti sche stress op lange termijn dan een plaats met occasionele hogere waarden. Daaruit kunnen we afleiden dat een win ter- en zomermapping noodzakelijk zijn om het effect van de buitentemperatuur op de performantie van de ruimte te kun nen bepalen. Een uitzondering op die regel is de ‘box in box’-situatie, waarbij bijvoor beeld een koelruimte of reefer in een ambi

41

V A L U E C H A I N M A N A G E M E N T - M A A R T 2 0 2 0

Made with FlippingBook flipbook maker